De noordelijke heuvelrug van het Teutoburgerwoud met de uitgestrekte Dörenberg bestaat uit Osning-zandsteen dat zich gevormd heeft in het Vroege Krijt. Door voortdurende erosie vormden zich daaruit een bodem met matige tot zwakke voedingsstoffen. De Dörenberg is met 331 m de hoogste heuvel in de omgeving van Osnabrück.
Als natuurlijke vegetatie groeiden hier beukenbossen. De nu aanwezige naaldboomsoorten weerspiegelen de gebruiksinteresses van de mensen, die vanaf de 19e eeuw gevormd worden door de “broodboom”-dennen. De enorme toename van risico’s door klimaatverandering, stormen of schadelijke stoffen vereist een ingrijpende verandering in de manier van denken. Zo wil men op korte termijn beuken en douglassparren aanplanten.
De Iburger glasfabriek
De geschiedenis van het bos bereikte een dieptepunt door de Iburger glasfabriek, de van 1674 tot 1677 in bedrijf was. In slechts drie jaar verslond het bedrijf enorme hoeveelheden hout uit de directe omgeving, wat in sommige gevallen leidde tot volledige ontbossing op de Dörenberg.
Om bouwmateriaal te winnen legde bisschop Benno II met de hulp van zijn monniken in de 11e eeuw de later naar hem vernoemde “Bennosteinbrug” aan op de Dörenberg
Wat in het Late Krijt ongeveer 100 miljoen jaar geleden nog zeebodem was, is nu omgevormd in kalksteen in de Großer Freeden op 269 meter boven de zeespiegel. Op zijn vruchtbare grond gedijen krachtige beuken en gemengde beukenbossen.
Voordat de bomen na de bladerloze winter weer een gesloten bladerdak vormen, gebruiken diverse vroegbloeiende bodemplanten het invallende zonlicht om te groeien. Vooral aan de noordkant van de Freeden ziet je een kleurrijk bloementapijt op de bosbodem – algemeen bekend onder de naam “Freedenblüte”.
Natuurlijk bos Großer Freeden
De Freeden is door de jaren heen onderhevig geweest aan diverse manieren van gebruik. Sinds 1972 is 42 ha aangewezen als natuurlijk bos, dat tegenwoordig ook is inbegrepen in een overkoepelend natuurreservaat. Daar wordt al 40 jaar geen hout meer gekapt; het bos kan zich daardoor zelf verder ontwikkelen.
Eén van de belangrijkste spelers in de Freedenblüte is de troebele paarse of wit bloeiende holle leeuwerikspoor met een holle knol ter grootte van een walnoot – vandaar de naam.
De geschiedenis van het Iburger-kasteel voert terug tot in de vroege middeleeuwen: hier stichtte bisschop Benno II in de 11e eeuw op de resten van oudere verdedigingswerken een Benedictijner klooster en voor hemzelf een bisschoppelijk verblijf.
Het klooster, dat in het midden van de 18e eeuw nieuw werd gebouwd, bestond al meer dan 700 jaar, totdat het in 1803 werd afgebroken. De voormalige residentie werd achtereenvolgens door de prins-bisschoppen van Osnabrück verder uitgebreid en kreeg zijn huidige vorm eigenlijk al in de 17e eeuw. Opvallend is dat Iburg twee kerken heeft: de voormalige katholieke kloosterkerk St. Clement, een gotisch gebouwde hal en de protestante kasteelkerk, waarvan de eerste barokke uitvoering uit 1664 nog grotendeels bewaard is gebleven. Dit confessionele naast elkaar bestaan werd mogelijk gemaakt dankzij een speciale regeling in Osnabrück in de Westfaalse vredesverdragen.
Vanaf 1650 wisselden katholieke en evangelische vorsten elkaar af op de bisschopsstoel totdat het prinsbisdom van Osnabrück werd ontbonden.
Het achthoekige “bergfried”, dat tegenwoordig het wapen van het district Osnabrück siert, werd aan het einde van de 15e eeuw ingesteld.
In de prachtige ridderzaal uit de 17e eeuw vinden tegenwoordig concerten en andere culturele evenementen plaats.
Het volgende station wacht op je.