Deze pagina is alleen beschikbaar voor mobiel.

BWP-NL-SignetBlatt
Iedereen vindt zijn plekje

De vloeren van het bos

Zonnige plekken zijn erg populair

De vloeren van het bos zijn vergelijkbaar met de vloeren van een huis:

Kroonlaag – dak
De boomkruinen met hun takken en twijgen vormen het dak van het bos. Het beschermt tegen slecht weer en fel zonlicht. De hoogte biedt bescherming tegen rovers die op de grond leven. Veel vogelsoorten broeden in de kroonlaag. Kleine zoogdieren, zoals de eekhoorn, brengen hun jongen daar groot.
Boomlaag – begane grond
Hier voelen vogelsoorten, zoals bijvoorbeeld het roodborstje en de pimpelmees, zich thuis, net als de eekhoorns, relmuizen, marters, spinnen en honderden soorten insecten. Zowel de oude en grote als de jonge en kleine bomen bieden ideale levensniches voor de diverse met elkaar levende bosbewoners.
Kruid- en struiklaag – vloer
Egels, wilde zwijnen, konijnen, herten en wij mensen rennen over een tapijt van bladeren, soorten gras, kruiden en mossen. Spinnen, slakken, kevers, bosluizen, kikkers, padden en andere dieren leven hier in het geheim hun leven. De klimmers onder hen beklimmen zelfs de struiken.
Wortellaag – kelder
In één liter bosbodem zijn er meer organismen dan er mensen op aarde zijn. Naast de bacteriën en paddenstoelen zijn hier ook muizen, wormen, mieren en nog veel meer organismen te vinden.
De bosbodem in het Thiergarten-Wald is bedekt met een weelderige kruidenlaag. Talrijke vroege bloeiers zoals de bosanemoon gebruiken de eerste warme zonnestralen in maart voordat de loofbomen weer bladeren dragen. De afwisselend gebladerde miltkruid en de bosmanchet groeien in natte en moerasgebieden. In de lichtere gebieden domineert brandnetel in de zomer, wat wijst op een hoog stikstofgehalte van de bodem. Kruidachtige planten worden niet houtachtig, ze verwelken in de herfst, sterven af en groeien weer in het voorjaar. Sommige planten zich voort via zaden,  slaan reservestoffen op in wortels en knollen voor het volgende jaar.
In het bos vormen planten verschillende leefgebieden die zijn gestructureerd als de vloeren van een huis. Bomen, struiken, kruiden en mossen vormen verschillende lagen waarin de bosdieren leven. Sommige dieren komen slechts in één laag voor, bijvoorbeeld egels en herten. Andere gebruiken meerdere lagen, zoals bijvoorbeeld vossen en de rode woelmuis. Sommige worden zelden gezien omdat ze in boomkruinen leven. De meeste dieren leven op de bosbodem: piepklein en in duizenden.
De rode woelmuis heeft haar huis net onder het oppervlak van de bosbodem gebouwd. Ze voedt zich met bloesems, fruit, paddenstoelen, wormen en insecten in de kruid- en stekellaag. Zelf staat deze muis op het menu van bijvoorbeeld de vos, bosuil en het everzwijn.

Het volgende station wacht op je.